DementieBlogs.nl  -
Verhalen over mijn werk en leven

Vervlogen glorie


Werken in de thuiszorg is toch echt wel heel anders dan werken in een verpleeghuis. Een jaar lang heb ik in de thuiszorg gewerkt. Het werken in de thuiszorg, zorgde ervoor dat ik zelfstandig leerde werken en keuzes leerde maken. Je komt thuis bij mensen, in zoveel verschillende huizen. Van kleine appartementen, tot grote villa’s. Je leert improviseren, met de middelen die je voor handen hebt. Het mooiste vond ik toch wel bovenal, de ‘rondleiding’ die je kreeg in het leven van een ander. Een huis waar iemand al jarenlang woont, waar iemand een gezin stichtte en soms afscheid moest nemen van hun geliefde. Deze huizen ademden een bijzondere sfeer uit: vol herinneringen en emoties. En soms, soms was het alsof er een donkere zware deken over deze huizen heen hing. De dementie taste dan niet alleen de persoon aan die er woonde, maar ook zijn of haar hele leefomgeving.

Zodra ik de sleutel uit het sleutelkastje haal en de deur open, ben ik op mijn hoede. Al ruim 50 jaar woont ze in deze enorm grote bovenwoning van een oud, karakteristiek pand. Met mijn oren gespitst, luister ik of ik haar boven aan de steile trap hoor lopen. Soms staat ze al te schreeuwen en te gillen dat je op moet donderen. En als je dat niet doet? Dan wordt je bekogeld met spullen die ze van de trap af naar beneden gooit. Een collega was hierdoor ooit bijna van de trap gevallen. Een ieder die dit huis betrad, was daarom op zijn hoede. Het oude huis was groot en telde een hoop kamers. Kamers waarvan bij de meeste de gordijnen gesloten waren en die vol met spullen stonden. Spullen die verzameld waren in een heel mensenleven. Zodra je dit huis binnenstapte, was het alsof je minimaal 40 jaar terug in de tijd ging. Het huis was in zijn glorietijd ooit prachtig geweest, maar was door de jaren heen verouderd en vervallen geraakt. Het huis wat ooit historie ademde, leek nu alleen nog maar te steunen en kreunen op de oude fundering van zijn bestaan.

De stilte die ik hoor, is bijna oorverdovend. Als een dief in de nacht, sluip ik de krakende houten trap op. Pas als ik veilig bovenaan sta, introduceer ik mezelf: “Goedemorgen, ik ben het! Maaike van de thuiszorg.” Na een paar keer geroepen te hebben, heb ik nog steeds geen enkele reactie gekregen. In het huis is het donker en doodstil. Een naar gevoel bekruipt me. Ze zal toch niet ergens gevallen zijn? Of mogelijk erger...? Op de tast zoek ik naar de lichtschakelaars en zo speur ik kamer voor kamer af, tussen alle meubels en spullen. Pas als ik 100% zeker ben van het feit dat ze er niet is, durf ik weer opgelucht adem te halen. Tot het besef komt, dat dit juist heel erg vreemd is. Mevrouw gaat nooit alleen de deur uit. Haar huis is haar veilige haven. Het fort wat ze nooit zou verlaten. Ik ga op zoek naar haar cliëntendossier en vind deze in de keuken. De vuile vaat staat nog op het aanrecht, haar koffiekopje nog op de tafel. Ik bel haar zoon, die als eerste contactpersoon staat genoteerd. Ik krijg zijn voicemail en spreek deze in, met het verzoek om mij zo spoedig mogelijk te bellen. Iets wat gelukkig 10 minuten later ook gebeurd.

Voorzichtig informeer ik hem over de situatie bij zijn moeder thuis. Hoe ik het huis aantrof en van mijn zoektocht door alles kamers. Dat ik zeker ben van het feit dat ze niet aanwezig is, maar dat ik ook geen idee heb waar ze dan wel is. Ik val stil op het moment dat hij uitroept: “oooh wat erg!”

Hij was even  vergeten door te geven dat zijn moeder, die dag werd opgenomen in een verpleeghuis…

Maaike van Rossum