Rennen voor je leven...of toch niet?
Als mijn collega en ik allebei avonddienst hadden, reden we vaak samen naar het werk toe. Carpoolen scheelt in de kosten en is gewoon gezelliger dan in je uppie in de auto zitten. Ook die bewuste dag waren we samen naar het werk gereden. Dit keer reed ik met haar mee, want dit wisselden we altijd een beetje af. Een andere collega zou op de terugweg ook meerijden, zodat haar man haar niet hoefde op te halen. Alleen bleek die terugrit iets anders dan we voorzien hadden…
Het is al tegen 23.00 uur als we na onze avonddienst met zijn drieën naar de parkeerplaats lopen. De deuren van de hoofdingang functioneren dan als een sluis. Eruit kun je wel gewoon, maar als je weer naar binnen wil moet je aanbellen en wachten tot er opengedaan wordt. Op het moment dat we via de hoofdingang de parkeerplaats op lopen, horen we opeens een hoop geschreeuw en commotie. Alle drie blijven we stokstijf staan en kijken we richting de ingang van de oprit naar de parkeerplaats. Het geschreeuw komt in razend tempo dichterbij en plots zien we in het donker een groep mensen, luid schreeuwend naar ons toe komen rennen. De collega met wie ik meerijd en ik twijfelen geen moment en samen trekken we een sprint richting haar auto. Ik spring op de bijrijdersstoel, terwijl zij achter het stuur duikt. Terwijl ik roep: “doe de deur dicht, doe de deur dicht!”, probeert zij haar autoportier dicht te gooien. Wat overigens een beetje lastig ging, omdat haar voet er nog tussen zat...
Onze andere collega, die ook mee zou rijden, had wat langer nodig om in actie te komen. Zij trekt het achterportier open en duikt de auto in. Op het moment dat alle portieren dicht en op slot zijn, rent de groep luid schreeuwend voorbij de auto. Zo’n 2 seconden lang is het doodstil in de auto. Onbewust heb ik mijn adem in gehouden. Terwijl ik mijn adem langzaam laat ontsnappen, lijken we allemaal weer tot leven te komen. Geschrokken en verbouwereerd vragen we ons af wat er gebeurde en komen we tot de conclusie dat het waarschijnlijk gewoon een stel jongeren geweest moet zijn die met elkaar aan het klieren waren.
Als we op dat moment naar onze collega kijken, die achterin de auto zit, schieten we in een enorme lachstuip. In alle haast en paniek is zij de auto in gesprongen en terecht gekomen in het autostoeltje wat daar zit. Terwijl de tranen over onze wangen heen rollen van het lachen, rijden we naar huis. De dagen erna hebben we nog geregeld buikpijn van het lachen, als we terug denken aan onze collega in dat autostoeltje.
Maaike van Rossum