Werkelijkheid en waarheid, 2
Ik rij de straat in en probeer me ondertussen te bedenken hoe ik dit het beste kan gaan aanpakken. Mijn vader gaat steeds verder achteruit en mijn moeder raakt steeds meer overbelast als mantelzorger. Uiteindelijk besluit ik om gewoon “blanco” naar binnen te gaan, te vertrouwen op mijn eigen inschattingsvermogen en te zien hoe het loopt. Mijn jarenlange werkervaring op een PG afdeling, heeft me redelijk creatief gemaakt in mijn manier van communiceren en het inspringen en afstemmen hiervan op de persoon en situatie.
Als ik aanbel, doet hij bijna schoorvoetend de deur open. Zijn hele lichaamshouding schreeuwt verdriet en onbegrip. Bijna alsof er een klein kind tegenover me staat, wat denkt dat het op zijn kop gaat krijgen. Eenmaal binnen, komen mijn broer en moeder er ook bij zitten. Ik wil niet dat mijn vader het gevoel krijgt, dat het drie tegen één is. Nadat hij een peuk gerookt heeft, vraag ik of hij mee gaat een stukje rijden. We rijden naar de IJssel en zittend op een bankje, staren we naar de voorbij varende boten en praten we over koetjes en kalfjes. Stiltes kunnen ongemakkelijk zijn, maar zo voelen onze stiltes niet. Ze geven lucht en ruimte om na te denken. Om je gedachten even in stilte te kunnen verwerken.
Ik besluit het gesprek open te breken en het te hebben over de reden van mijn komst. Wat volgt is een mooi, maar voor ons beiden emotioneel, gesprek. We praten over zijn boosheid, zijn ziekte, de achteruitgang hierin en de manier waarop hij de dingen soms ervaart, zijn werkelijkheid en waarheid. Vanuit het niets verteld hij me opeens over zijn vader en nare situaties uit zijn jeugd. Iets wat de laatste tijd steeds meer naar voren komt, doordat hij door zijn dementie terug in zijn herinneringen gaat. Ik voel de rauwe pijn in zijn stem doorklinken.
Door zijn achteruitgang, is het belangrijk dat we hem steeds meer gaan voorbereiden op een eventuele opname in een woon/zorg locatie. Ik vertel hem dat er een moment gaat komen, waarop hij niet meer thuis kan wonen. Ik vertel hem, dat we hem natuurlijk het liefste thuis hebben, maar dat dit niet ten koste van mijn moeder kan gaan en dat opname wel iets is, wat waarschijnlijk dit jaar zal gaan gebeuren. Als het te koud en donker begint te worden, rijden we weer terug. Bij thuiskomst voeren we het gesprek nogmaals, maar dan met mijn moeder erbij. Hij kan soms erg boos worden op haar en dan dingen zeggen zoals “denk maar niet dat je me zomaar uit huis krijgt, dat ik me laat opsluiten, dat ik ergens anders ga wonen” etc. Nogmaals probeer ik hem heel duidelijk te maken, dat we hem thuis willen hebben, maar dat hier wel grenzen aan zitten qua mogelijkheden. Dat hij er niets aan kan doen dat hij ziek is, maar dat het niet zo kan zijn dat doordat hij ziek is, mijn moeder er uiteindelijk aan onderdoor gaat
Zoals ik het nu hier allemaal typ, lijkt het heel hard, maar op dat moment was het noodzakelijk om duidelijke kaders te stellen. Kaders die hij van mij wel accepteert, maar niet van mijn moeder. Als de rust weer is wedergekeerd, rij ik later op de avond weer terug naar huis. De casemanager heeft voor de volgende dag een huisbezoek gepland staan, dus eenmaal thuis stuur ik haar een lange mail met wat is voorgevallen, zodat ook zij hier op kan inspringen. Hierna plof ik op de bank, doe mijn oortjes in en zet muziek op, om mijn gedachten even te verzetten…
Maaike